Rode wijn wordt altijd gemaakt van rode druiven. Het sap van rode druiven is in 95% van de druivenrassen blank. De rode kleurstoffen (anthocyanen) zitten in de schil van de druif. De druiven worden direct na de oogst geperst. De pulp die dit oplevert wordt inclusief de schillen vergist en wordt dan ook pulpgisting genoemd. De rode kleurstoffen uit de schil komen vrij in het sap. Meestal blijven de schillen gedurende de hele pulpgisting in het sap aanwezig. Soms wordt de persing al ingezet terwijl de gisting nog niet geheel is afgerond. Uiteraard levert dit uiteindelijk wijnen op die lichter van kleur en smaak zijn. Als de gisting is afgerond komt de wijn tot rust, doordat de dode gistcellen uitzakken naar de bodem van het vat. De bovenliggende wijn klaart vanzelf. Vaak wordt nog een extra filtering toegepast voordat de wijnen worden gebotteld voor consumptie.