Witte wijn wordt gemaakt van witte of rode druiven. Witte druiven en 95% van de rode druiven hebben blank sap. Na de oogst worden de druiven direct geperst en worden de schillen gescheiden van het sap. In het geval men uitgaat van rode druiven is dit een essentiële stap in het proces omdat de in de schil aanwezige rode kleurstoffen direct aan het sap worden afgegeven. Directe scheiding voorkomt dit. Vervolgens wordt gist toegevoegd aan het sap. Het gist zet de in het sap aanwezige suikers om in alcohol en koolzuur. Een proces dat ongeveer 14 dagen in beslag neemt. Nadat de vloeistof tot rust is gekomen doordat de dode gistcellen naar de bodem van het vat zakken klaart de wijn vanzelf. Vaak wordt er nog een extra filtering toegepast om de wijn nog helderder te krijgen. Tenslotte vindt botteling plaats.